“Patiënten kunnen niet voor zichzelf opkomen. Dat ga jij doen”, zei mijn stagebegeleider ooit. Dat advies was het meest leerzame van mijn hele opleiding. Het motiveert me enorm om mijn werk goed te doen. Soms vind ik bijvoorbeeld dat iemand langdurige zorg nodig heeft, maar is het Centrum Indicatiestelling Zorg daarmee mogelijk oneens. Deze organisatie beoordeelt of iemand in aanmerking komt voor langdurige zorg. Het geeft me echt een kick om de aanvraag dan zo te schrijven, dat het toch lukt en ik de juiste mensen overtuig.
Soms moet je cliënten juist motiveren om zelf de teugels weer in handen te nemen. Op de kortdurende zorgafdeling kwam eens een mevrouw die twee breuken had opgelopen door een val. Het was de bedoeling dat ze na een tijd weer naar huis zou gaan. Dat wilde ze zelf ook. Tegelijkertijd was ze liever lui dan moe en zat ze de hele dag in haar stoel. Ik ben er toen naartoe gegaan en zei: “Kom op, huppakee! We gaan eruit!” We zijn een stukje gaan lopen met de rollator. Na afloop was ze total loss. Toch heeft ze daarna wel doorgezet en is ze vaker gaan wandelen. Ze knapte genoeg op om toch weer naar huis te gaan.
Je wilt dat mensen zo lang mogelijk in hun vertrouwde omgeving blijven wonen. Als wijkverpleegkundige werk je daaraan mee door alle middelen aan te spreken die je kunt bedenken. Ik vind het mooiste aan mijn werk om mensen de zorg te geven die ze nodig hebben.