Werken in de zorg is het mooiste dat er is, maar ook pittig. Daarom ben ik er op de achtergrond, als een vangnet voor mijn collega’s op de werkvloer. Ze kunnen me bellen als ze met een cliënt in de maag zitten, als ze advies nodig hebben over een bepaalde kwestie.
Soms hebben ze ook even een hart onder de riem nodig. Dan zijn ze al vijf keer bij een cliënt geweest en vijf keer kwam de cliënt zijn bed niet uit. Het is heel menselijk dat je daar dan even moedeloos van wordt. Ik ben er dan voor een luisterend oor, maar ook voor een plan de campagne. Ook sluit ik aan bij vergaderingen, lees ik rapportages. De belangrijkste vraag in ons vak is: hoe kan iemand met autisme zo goed mogelijk functioneren in de maatschappij? Zelfredzaamheid, dáár draait het om. En we proberen die mensen zo goed mogelijk te helpen met een heel team – want in je eentje lukt het niet. Werken in de zorg is teamwork. Ik wist al heel jong dat ik andere mensen wilde helpen. Er wordt heel veel gemopperd over de zorg, maar het is het mooiste vak dat er is. Werken met mensen dóét er tenminste toe. Ik kom elke dag voldaan thuis en weet elke dag voor wie ik mijn bed uit kom. En soms lukt het ook niet om iemand te helpen, en dan zakt de moed in je schoenen. Ik ben in de afgelopen jaren iets minder idealistisch geworden – niet iedereen is te redden – maar ik ben nog net zo gedreven als op mijn allereerste werkdag. Want er zijn altijd mensen die verder kunnen komen met een beetje hulp.