In de ochtenden help ik mensen bij het klaarmaken van de dag. Daarna zorgen mijn buddy – zo noem ik mijn vaste collega – en ik ervoor dat er overal op de afdeling de juiste zorg wordt gegeven. Ik bekijk zorgplannen, heb artsenoverleg, heb contact met de apotheek, met de fysio, de logopediste. Ook voor de families en de bewoners ben ik het aanspreekpunt. Het is een verantwoordelijke baan, maar ik vertrouw mezelf die verantwoordelijkheid wel toe.
Ik doe echt niets liever dan zorgen. Was er bij ons thuis vroeger iemand ziek? Dan zorgde ik dat er thee werd gezet en een beschuitje werd gesmeerd. Moest mijn oma oogdruppels? Ik was vaak degene die dat dan deed. Mijn moeder zei altijd: ‘Jij moet de zorg in’. Maar toch ging ik na het vmbo de bouw-opleiding doen. Verkeerde keuze, ik haalde de toets niet eens. Ik besloot om toch voor de zorg te kiezen. Oud-klasgenoten zeiden een beetje denigrerend: ‘Ga je billen wassen bij oude mensen?’ Ik heb het gevoel dat heel veel mensen die niet in de zorg werken, er zo over denken. Dat is een misvatting. Het is zó veel meer dan dat. Het is een serieuze baan, je hebt met het leven te maken en de dood, en je moet er met je kop bij blijven. Eén verkeerd tabletje en het heeft gevolgen voor de bewoner. Ik zie mijn baan niet echt als werk. Als je kinderen hebt, zorg je daar ook voor en voelt het ook niet als werk. Ik ervaar dat ook zo, maar dan met ouderen. Het hoort erbij, ik doe het graag. Ik zeg altijd tegen stagiaires: ‘De mensen die bij ons komen, komen hier voor het laatst’. Dat maakt het nóg belangrijker dat we ze laten glimlachen en zorgen met passie en liefde.”