Zorgen voor anderen heb ik altijd fijn gevonden. Het is heel eenvoudig: van dit werk krijg ik voldoening, omdat ik hulp kan bieden aan mensen die het hard nodig hebben. Daarom werk ik als Verzorgende IG op een afdeling voor dementerende ouderen. Ze zijn heel gelukkig met wat ik voor hen kan doen, en dat maakt mij weer gelukkig. Zorgen doe ik met mijn hart.
Behalve de bewoners ondersteun ik ook hun familie of de partner. Voor hen is het vaak lastig om hun naaste los te laten. Het is ook ontzettend moeilijk als je afscheid moet nemen van elkaar, als je niet meer samen kunt zijn omdat de dementie te ver is gevorderd. Ik kan niets aan de situatie veranderen, maar ik kan het leven voor de bewoner wel zo prettig en comfortabel mogelijk maken. Zodat het voor de familie ook dragelijk is.
Doordat je zo intensief contact hebt met de bewoners, bouw je vanzelf een band op. Met een meneer op mijn afdeling had ik een heel goede band. Laatst was ik op mijn vrije dag in Utrecht, en toevallig kwam ik langs de bakkerij waar hij vroeger altijd had gewerkt. Ik stapte naar binnen en kocht er de tompoucen waar hij het altijd over had. Ik kocht er twee: “Je moet er altijd twee eten”, zei hij altijd tegen me. “Want één is niet genoeg”. De volgende dag zaten we aan tafel en ik schoof het doosje met de tompoucen naar hem toe. Je had zijn gezicht moeten zien. Hij was er zó blij mee.
Samen hebben we de tompoucen opgegeten. Voor mij was het een kleine moeite om even die bakkerij binnen te stappen, voor hem was het zo’n groot gebaar. Met sommige bewoners heb je soms gewoon een klik. Dat had ik met hem.
Afgelopen week is hij gestorven. Ik heb hem tot het einde toe mogen verzorgen.