Omdat ik als kind ben geopereerd aan een hartafwijking, kwam ik vroeger vaak in het ziekenhuis. Alles wat daar gebeurde leek me interessant, dus ik wist al snel dat ik in een ziekenhuis wilde werken.
In een academisch ziekenhuis kom je de spoedgevallen en complexe operaties tegen die ze in andere ziekenhuizen niet doen: hersenchirurgie, een bypass, levertransplantatie of hartoperatie. Je kunt hier echt veel doen met alle kennis die je in je opleiding opdoet. Als OK assistent maak je al die complexe operaties mee: je bent de rechterhand van de chirurg, je bereidt de operatie voor, geeft de instrumenten aan en assisteert bij de operatie.
Dit werk vind ik ontzettend inspirerend: alles aan het menselijk lichaam boeit mij, en in dit werk kan ik mij inzetten zoals de mensen dat vroeger ook voor mij hadden gedaan. Dat zijn twee vliegen in een klap.
Patiënten die bij ons komen, zijn hier niet voor een kleine ingreep. Alle operaties hier zijn om uiteenlopende redenen ingewikkeld. Dat maakt het werk heel uitdagend. Ik weet nog dat ik bij mijn eerste spoedoperatie best nerveus was. De eerste keer dat je de chirurg helpt en iets vasthoudt, of tijdens een operatie je hand in een buik houdt - het is allemaal heel spannend, maar je groeit er in. Je maakt heftige dingen mee: soms maken ze iemand open en zien ze dat ze niks meer kunnen doen. Maar gelukkig maak je ook genoeg mooie dingen mee. De eerste keer dat ik bij een keizersnee was, bijvoorbeeld. Dat ik als buitenstaander op zo’n moment erbij stond, vond ik heel bijzonder.