Mijn ouders hadden een eigen bedrijf in de detailhandel. Ze zeiden altijd tegen mij: “Jij kunt de zaak overnemen.” Maar toen ik na de havo bedrijfseconomie ging studeren, besefte ik dat dit niet mijn pad was. Samen met mijn oude decaan van de middelbare school heb ik een lijstje gemaakt van mijn interesses en mogelijke beroepen. Op een lijstje met alle plussen en minnen bleef Verpleegkunde bovenaan staan.
Inmiddels werk ik zes jaar als wijkverpleegkundige. Ik heb ook stages gedaan in het ziekenhuis, maar het werken in de wijk vind ik het allerleukst. Thuiszorg vind ik persoonlijker. Je bent bij mensen te gast. Ze doen de deur voor je open en laten je in hun wereld binnen. Er is meer tijd om een band op te bouwen met iemand. Je leert elkaar beter kennen en daardoor krijg je leuke gesprekken. Mijn motto is: een dag niet gelachen is een dag niet geleefd. Dat probeer ik ook over te brengen op mijn cliënten. Als ik wegga en ze zeggen: “Bob, bedankt dat je er was, ik vond het leuk”, dan ben ik blij.
In de zorg liggen de vrolijke en verdrietige momenten dicht bij elkaar. Palliatieve thuiszorg heb ik een aantal keer mogen doen en dat maakt indruk. Laatst heb ik een mevrouw begeleid in haar laatste weken. Het was een intensieve, maar heel liefdevolle periode, waarbij je bijna onderdeel wordt van het gezin. De kinderen zeiden tegen mij: “Dankzij jou heeft onze moeder een mooi afscheid van het leven gehad.” Ik vond het eervol. Het ging om de mevrouw, niet om mij, maar ik vond het fijn dat ik wel het verschil heb kunnen maken voor deze familie.