Ik zeg altijd: als doktersassistent in een huisartsenpraktijk houd je tien ballen in de lucht. Alle vragen van patiënten komen bij jou binnen. Van kinderen met koorts, tot griep, oorpijn, ontstekingen, maagklachten en keelpijn. Je beoordeelt wat spoed heeft, wat niet, je maakt afspraken, geeft advies, verwijst door. Vaak is het hectisch, en intussen wil je ook dat het spreekuur van de arts gewoon goed doorloopt.
Daarnaast assisteer je de huisarts bij kleine ingrepen en houd je als assistente ook zelf spreekuur voor zaken als een hartfilmpje, urineonderzoek, uitstrijkjes, of een longmeting. Dat zijn momenten waarop er iets meer rust is en je patiënten op hun gemak stelt, met ze praat. Vaak zeggen ze na afloop: “Gelukkig, dat viel ontzettend mee.”
Het leuke van werken in een dorpspraktijk is dat het nog echt persoonlijk en laagdrempelig is. Als een patiënt belt, weet je wie je aan de lijn hebt. Vaak kan hij of zij vaak dezelfde dag nog langskomen.
Naast mijn werk als doktersassistente ben ik ook instructeur bij de opleiding voor doktersassistente. Veel studenten denken je als assistente alleen maar aan de telefoon zit en afspraken maakt. Er gaat een wereld voor ze open als ze horen dat je als assistente ook zelfstandig spreekuren draait. Vaak hoor je na afloop: “Dat jullie dit ook allemaal doen!”