Ik begeleid ouderen met zingevingsvragen. Als mensen in één van onze zorgcentra komen wonen, verliezen ze een groot deel van hun meubels, hun huis en weten ze bovendien dat ze hun nieuwe woonruimte ook de laatste zal zijn. Dat doet nogal wat met je. Ik help hen om daarmee om te gaan.
Sommige mensen begeleid ik tot aan de dood. In tegenstelling tot vroeger, hebben we daar geen beeld meer bij. Dat kan mensen onzeker maken. “Wat moet ik doen als ik sterf?”, vragen ze me vaak. Ik leg ze dan uit dat ze al vaker hebben geoefend en haal momenten aan waar ze al dichtbij de dood stonden. Bijvoorbeeld door ziekte of de Tweede Wereldoorlog. “Daar heeft u al gezien wat loslaten is”, antwoord ik dan.
Ik werk samen met het zorgteam, zoals psychologen en verplegers. Zo was er eens een mevrouw met dementie op een gesloten afdeling. Ze was vaak angstig en kromp dan ineen in een foetushouding. Ook krabde ze zichzelf. Op één zo’n bang moment, zat ik naast haar. “Knijp eens in mijn hand”, zei ik. Dat deed ze. “U bent nog heel sterk”, antwoordde ik. Ik zag dat ze wat ontspande. Haar man had me verteld dat ze vroeger sopraan was. “Wat deed u, als u een hoge noot moest halen?”, vroeg ik daarom. Haar lichaam reageerde en ze maakte zichzelf ineens helemaal lang. “Dan maakte ik me groot”, antwoordde zij. De angst en het klein maken was weg. “U bent veel sterker en groter dan waar u bang voor bent. U kunt daarbij”, zei ik. Ik schreef het op in het dossier. Door de juiste vragen te stellen, kon het zorgteam haar voortaan ook tot rust brengen. Dat maakte de laatste periode van haar leven veel aangenamer.