Vroeger vond ik mensen met bepaalde aandoeningen of ziektes al interessant. Ik wilde er meer van weten, keek naar documentaires, tv-programma’s over de eerste hulp. Pas toen een van mijn familieleden in een hospice terechtkwam, kreeg ik écht te maken met mensen die in de zorg werken. Wat een warmte, wat een steun. De verpleegkundigen maakten het proces wat minder erg. Dat gaf denk ik de doorslag dat ik besloot: ik ga in de zorg werken.
Ik ben de mbo-opleiding verpleegkunde gaan doen en ben uiteindelijk in dit revalidatiecentrum terechtgekomen. De mensen die hier verblijven, hebben een nieuw lichaam. Ze missen hun benen, of kunnen bepaalde ledematen niet meer bewegen. Dat is moeilijk, maar aan ons de taak om inzichtelijk te maken wat ze nog wel kunnen. Ik ben er niet om alles voor mensen over te nemen: ik sta liever naast ze en help wanneer het écht niet lukt. Vrienden vragen zich altijd af waar ik mijn dag mee vul. Ze associëren ‘de zorg’ met ‘mensen helpen’, en dat is het dan vaak. Maar echt: ik doe zó veel op een dag. Voor je het weet is het weer kwart voor 4 en is de dag voorbij. En elke dag ben ik voldaan, elke dag kom ik dankbaarheid tegen en spreek ik bijzondere mensen. Laatst was er een jonge meid die hier werd ontslagen. Ze zei me dat ik haar door haar opname had heen getrokken, en gaf me een cadeautje. Geurstokjes van Robijn, omdat ik haar eens had gezegd dat ik Robijn zo lekker vond ruiken. Ja: dat is het mooie van de zorg. De ene keer heb je het over iemands grootste angsten of diepste dalen, de andere keer praat je over wasmiddel.