Op onze afdeling voor zwaar dementerende ouderen woont één mevrouw die ik al tien jaar ken. Ik ben zo benieuwd hoe ze mij ziet als ik bij haar ben. Als ik bijvoorbeeld lach, dan lacht ze terug. Datzelfde gebeurt als ik eens een keer boos kijk. Of ze zich dan ook echt zo voelt, is me een raadsel.
Een aantal jaar geleden was dat nog anders. Toen wandelde ze zelfs nog zelfstandig rond. Inmiddels kan ze dat niet meer en heeft ze met alles hulp nodig. Toch hebben we nog steeds af en toe contact. Je ziet dat haar ogen soms even oplichten als ik met haar praat of een aai over haar bol geef. Dat vind ik het mooiste aspect van mijn werk.
Ik werk met dementerende ouderen. Qua gevoel denk ik dat de ziekte misschien iets weg heeft van iemand die overspannen is. Natuurlijk zijn de situaties niet te vergelijken, maar beide groepen kunnen maar weinig prikkels verdragen. Je vergeet dingen, weet zaken niet meer en je hoofd is heel leeg. Beide groepen zijn geborgen met veiligheid, rust en niet teveel prikkels. Overschrijd je grens, dan put je dat enorm uit. “Lichaam en geest horen bij elkaar”, was het eerste dat mijn docent meer dan 40 jaar geleden op het bord schreef. Dat klopt.